Wetenschap zonder meetinstrumenten
Steeds meer draagvlak Goetheaanse natuurwetenschap
Tekst: Gilles Havik
Kan onze ervaring een wetenschappelijk instrument zijn? Kunnen wij door zelf het bos in te gaan waarheden ontdekken die een bioloog met zijn microscoop niet kan zien? Dat zijn vragen waarmee Johann Wolfgang Goethe zich in de 18e eeuw dagelijks bezig hield. Nu, 200 jaar later, lijkt zijn gedachtegoed draagvlak te hebben in jonge wetenschappelijke disciplines als Deep Ecology, Ecopsychologie en Ecotherapie.
Goethe was tijdens zijn leven getuige van de opkomst van de wetenschap van Descartes, Newton en Linnaeus, waarin de natuur werd beschreven als levenloos mechanisme dat werkt volgens de berekenbare wetten van oorzaak en gevolg. Hij vond de kennis die de wetenschappers van zijn tijd opdeden onvolledig. Er miste namelijk een belangrijk element: het vitale, dynamische aspect van de levende natuur. Daarom bedacht hij een reeks alternatieve methodes. In plaats van planten en dieren te doden en open te snijden, verscherpte Goethe zijn eigen geest om de natuur op een gevoeligere manier te observeren.
In zijn boek Metamorphose van de Planten beschreef Goethe verbanden tussen verschillende planten die andere wetenschappers pas vijftig jaar later een naam gaven. Goetheaanse wetenschap, zoals zijn methodes nu bekend staan, zou later ook een belangrijke basis zou worden voor de Antroposofie.
Inleven in de natuur
Waar het in de Goetheaanse natuurwetenschap om draait, is dat onderzoekers op ontdekkingstocht gaan naar de eigen intieme ervaring van de natuur. Inleving in de wereld van plant en dier is daarbij van groot belang. Volgens Goethe was het de uitdaging van natuurstudie om er voor te zorgen dat je in het proces van observatie naar interpretatie geen overhaaste stappen maakt. Hij geloofde dat de mens van nature de neiging heeft gedachtes te projecteren die de observatie zelf in de weg zitten. De valkuil was, volgens hem, dat je te makkelijk vertrouwt in een bepaald woord of een bepaald geloof, en zo de diepere wetten van de natuur uit het oog verliest.
Hij gebruikte daarvoor technieken die we vandaag de dag misschien mindfulness zouden noemen.
De kracht van perceptie
Goethe noemde een belangrijk aspect van zijn methode “Zarte Empirie” of Gevoelige Empirie. Dat is een poging om iets te leren begrijpen door er voor langere tijd onafgebroken je aandacht op te richten. Met andere woorden: hij ging voor een boom zitten en zette al zijn zintuigen in om zo veel mogelijk te leren over hoe die boom in het leven staat. Hij gebruikte daarvoor technieken die we vandaag de dag misschien mindfulness zouden noemen. Vaak maakte hij ook tekeningen. Hij ging er van uit dat de mens een uitermate sterke perceptiekracht heeft, en streefde er naar om die kracht door middel van oefening en volharding zo ver mogelijk te ontwikkelen. Voor hem was het van belang om het intellect op de zintuigen aan te passen, niet andersom.
Daar ligt voor de wetenschap nog veel onontgonnen gebied.
Gebruik je fantasie
Om zonder oordeel van de natuurwetten te leren, speelden fantasie en verbeeldingskracht volgens Goethe ook een belangrijke rol. Die stellen de mens namelijk in staat om met zijn gedachten verder te reiken dan de gebaande paden, en op inzichten te komen die eerdere aannames in een nieuwe context plaatsen. Hij geloofde dat met genoeg oefening, een leerling in staat zou zijn om met zijn gedachtekracht te reiken totaan het Oer-fenomeen, het basispatroon van de natuur, dat alle vormen en dynamiek verklaart. Door met dit patroon in aanraking te komen leer je wat de natuur in essentie is. Hij wees er wel op dat het hoogste begrip dat wij mensen van natuur kunnen hebben het besef is dat alles wat wij als feiten zien uiteindelijk alleen theorie is. Voor hem was het de kunst om op tijd te stoppen met ergens iets achter te zoeken, en observaties van Oer-fenomenen te waarderen voor wat ze zijn.
Onontgonnen gebied
Vanuit een mechanistische visie op de natuur is het moeilijk om levenskracht tot studieobject te maken. Door de rechtstreekse ervaring van natuur als een legitiem wetenschappelijk middel te zien, kan dat wel. In plaats van de wereld te bestuderen vanaf de buitenkant, doe je het dan vanuit de binnenkant. Daar ligt voor de wetenschap nog veel onontgonnen gebied. Het lijkt er op dat de kennis die daar uit voortvloeit in de komende decennia meer voet aan de grond gaat krijgen. Of dat er ook voor gaat zorgen dat de verbinding tussen mens en natuur weer een centralere plaats krijgt in onze maatschappij, moeten we nog zien. Het is in elk geval een ontwikkeling om in de gaten te houden.
Gilles Havik is multidisciplinair ecoloog en schrijft voor de Krant van de Aarde vanuit zijn vakgebied.
‘Nature Deficit Disorder’
De Goetheaanse aanpak wordt gebruikt bij de genezing van bepaalde psychische problemen. In zijn boek ‘Last Child in the Woods’ beschrijft Richard Louv bijvoorbeeld het ‘Nature Deficit Disorder’. Door een gebrek aan directe natuurervaring bij kinderen, onstaan problemen als depressie, obesitas en ADHD. Een groeiende hoeveelheid bewijs toont aan dat zulke symptomen vaak kunnen verminderen door wandelingen in de natuur, tuinieren of een dagje vissen. Door regelmatig de natuur in te gaan, ga je bovendien als vanzelf beter met de natuur om. Dat is vandaag de dag ook niet onbelangrijk.
Door een gebrek aan directe natuurervaring bij kinderen, ontstaan problemen als depressie, obesitas en ADHD.
Sommige ecotherapeuten gaan nog een stap verder door mensen met zwaardere psychische aandoeningen de natuur in te brengen. Zij zetten bewust in op versterking van de zintuigen in een natuurlijke omgeving. Ze laten bijvoorbeeld mensen geblinddoekt met hun blote voeten door het bos lopen, zodat zij met hun voetzolen nieuwe aspecten van de bosgrond ontdekken. Of ze creëeren tuinen die zo veel mogelijk geuren verspreiden. Door de verschillende zintuigen te prikkelen, ontspannen patienten, en genezen ze langzaam van hun aandoening.