Top
oliebollen

Voedzaam en feestelijk: waarom we oliebollen eten met Oud en Nieuw

Tekst en foto’s: Renske de Zwart

De oliebol hoort al eeuwenlang bij de winter in Nederland: warm, vullend en feestelijk bestrooid met wolken poedersuiker. Oud en Nieuw vieren we met oliebollen, vaak hand in hand met appelflappen en champagne, maar waar komt de oliebol, en deze traditie vandaan? Er zijn in het verleden meerdere sporen te vinden die een verklaring geven over de herkomst van de oliebol.

Sefardische Joden

Een er van is dat de oliebol, net als de Zeeuwse Bolus elders in deze krant, mee is gekomen met de Sefardische Joden uit Spanje en Portugal die in de Middeleeuwen gedwongen werden om te vluchten voor de Spaanse Inquisitie. Zij aten in die tijd iets wat op oliebollen lijkt: oliekoeken met gedroogde zuidvruchten zoals rozijnen en sukade. De olie zou verwijzen naar de olie uit de eeuwig brandende lamp in de tempel van Jeruzalem.

Bataven en Friezen

Een andere verklaring gaat nog verder terug naar het begin van onze jaartelling: Bataven en de Friezen zouden rond de jaarwisseling voedsel van vette deegwaren eten om zo te ontsnappen aan de Germaanse godin Perchta. Zij zou door de winterse lucht vliegen om met een zwaard de buik open te rijten van diegenen die geen ëvette magení hadden. Door het vet zou haar zwaard uitglijden op de buik en bleef men gespaard. 

Het vieren van de vastentijd

De derde verklaring heeft te maken met de vastenperiode. In de Middeleeuwen vastten de mensen tussen Sint Maarten (11 november) en Kerstmis. Dit om de voorraad voedsel te sparen die ze voor de winter hadden aangelegd. Als deze periode van vasten afgelopen was, werd gefeest, gedronken en gegeten. Oliekoeken waren een belangrijk onderdeel van dit feest. Ze werden gemaakt van houdbare ingrediÎnten, waren rijk aan vet en calorieÎn en boden daarmee goede bescherming tegen de winterkou.

Houdbare winterkost 

Dit hangt samen met de verklaring dat in de winter weinig verse ingrediënten beschikbaar waren. Oliebollen hebben het voordeel dat alle ingrediënten waarmee ze gemaakt worden (meel, gist, olie en gedroogd fruit) goed blijven zonder koelkast. Je kan het lang bewaren en voorraden van aanleggen. Het is voedzaam eten dat honger stilt en waardoor je de kou minder voelt. In de Middeleeuwen was dit van levensbelang om de winter mee door te komen. Kasteelheren en stedelingen die belegerd werden sloegen olie, meel en gedroogd fruit dus groot in, en zo werd de oliebol belangrijke winterkost.

Liefdadigheid

De laatste verklaring borduurt hier verder op door en is de basis van onze traditie om oliebollen te eten met Oud en Nieuw. Dezelfde kasteelheren deelden namelijk de oliebollen uit aan de armen en zwervers in ruil voor een gelukwens voor het nieuwe jaar. In de tijd tussen Kerstmis, Oud en Nieuw en Driekoningen was het laatmiddeleeuwse gebruik voor armen en zwervers om langs de deuren te gaan om in ruil voor een Nieuwjaarswens of een lied, iets te eten te krijgen. De oliebol was bij uitstek geschikt om uit te delen: warm, vullend en voedzaam. Deze sociale traditie heeft zich voortgezet naar de negentiende eeuw waarin het bakken en uitdelen van oliebollen een vast onderdeel is geworden van Oud en Nieuw zoals wij het nu nog steeds vieren.

Van oliekoeck naar oliebol

• Het eerste recept voor oliebollen, dan nog oliekoeken genoemd, staat in een kookboek uit 1667: ‘De verstandige kock of sorghvuldige huyshoudster’. De oliekoeken waren nog plat, en gevuld met onder meer rozijnen, appel en amandelen.

• Toen in de zeventiende eeuw Holland welvarender werd en door wereldwijde handel met gemak aan olijfolie en meel kon komen, werden de koeken dikker en in ruimer olie gebakken en ontstond de oliebol.

• In 1868 nam de Van Dale het woord ‘oliebol’ op. Daarna verdween de naam oliekoek al vrij snel. 

• Er bestaat geen woord in een andere taal voor ‘oliebol’. In Amerika worden ze wel ‘Dutch doughnuts’ genoemd.

Wat vindt u van dit artikel?

Media en communicatie professional, (eind)redactie, en journalisme. Ervaring bij non-profit organisaties zoals Greenpeace. Interesses: sustainable development, corporate social responsibility en food. Alma mater: Universiteit van Amsterdam.