Reigers met geluid van dino’s
Tekst: Marcel Boer | Beeld: Bigstock
Reigers Ardeidae zijn ooievaarachtige waadvogels met lange halzen, lange poten met lange tenen en puntige dolksnavels. De geslachten zijn gelijk. De meeste hebben vooral in de broedtijd lange afhangende sierveren op kop, borst en rug. Ook snavel, teugel (naakte huid tussen snavel en oog) en poten kleuren in het voorjaar donkerder of roder door een betere doorbloeding. Reigers vliegen met tot op de schouders ingetrokken kop en gestrekte poten. Alle andere langpotige waadvogels, zoals lepelaar en ooievaar, vliegen met gestrekte hals. Langzame vleugelslag. De meeste zijn zwijgzaam, behalve tijdens de broedtijd en bij het opvliegen als ze gestoord worden. Dan stoten ze rauwe krassende geluiden uit die doen denken aan dinosaurussen. De gekromde hals heeft alles te maken met de jachtmethode.
Ze hebben een merkwaardige knik in de nek, dat is vooral goed te zien bij de purperreiger en Grote zilverreiger. Door een bijzondere halswervelconstructie kan de snavel als een katapult flitsend naar voren schieten om een prooi te grijpen. Bovendien kunnen reigers de slokdarm voor de halswervels brengen, waardoor ook hele grote vissen ongehinderd naar binnen kunnen glijden. Ze eten voornamelijk vis, maar ook kikkers, muizen, insecten, wormen en jonge vogels. Sommige leven verborgen in dichte rietvelden, andere zijn gemakkelijk te zien in open gebieden.
Nestelen liefst op de grond
Maar de meeste nestelen tegenwoordig in bomen of struiken, vaak in kolonies (soms met andere vogelsoorten).
De lange poten en tenen zijn een beetje onhandig bij het gaan zitten op takken in bomen. Desondanks nestelen ze vaak in takkennesten in bomen en struiken om aan vossen te ontsnappen.
De takkennesten zijn het eerste jaar vrij klein, maar worden jaar na jaar uitgebouwd en kunnen dan zeer groot worden. Grondnesten in rietvelden bestaan uit riet- en biezenhalmen op een verhoging. Meestal brengt het mannetje met enig ritueel de takken aan en schikt het vrouwtje ze.
Gewoonlijk 1 legsel met 3-5 lichtblauwe of lichtbruine eieren. De jongen zijn nestblijvers, donzig met borstelig dons (punkkapsel) op de kruin. De ouders brengen het voedsel in de krop mee en worden geprikkeld het voedsel op te braken zodra de jongen met hun snavels die van de ouder vastpakken. Bij gevaar braken de jongen het voedsel weer op.
Reigersoorten in Nederland
In Nederland zijn Blauwe reiger, purperreiger, Grote zilverreiger, Kleine zilverreiger en roerdomp broedvogel. Kwak en woudaap zijn zeldzame broedvogels. Sommige zijn stand- en zwerfvogel, andere zoals de purperreiger zijn trekvogel en overwinteren in Afrika. De Grote zilverreiger is een snel toenemende wintergast, vooral vanuit Oost-Europa. De koereiger Bubulcus ibis is een nieuwe jaarvogel, afkomstig uit Frankrijk. In de winter van 2023 werden op 15 van de 190 getelde slaapplaatsen van Grote zilverreigers 63 koereigers geteld. Broedden er in 2021 drie paren, in 2024 waren dat er al 31 verdeeld over 6 kolonies.
De Blauwe reiger
Dit is onze meeste bekende reiger. Groot, grijs/blauw met zwarte kuif, zwarte schouders en slagpennen, gele dolksnavel en lange bruine poten, die in het voorjaar rood kleuren. Jonge reigers hebben een loodgrijze kleur. Pas na een jaar of acht zijn ze helemaal blauw uitgekleurd. Ze kunnen wel dertig jaar worden. De oudste geringde vogel tot nu toe was 38 jaar. Machtige vlucht met diepe slagen, ingetrokken hals en gestrekte poten. Lengte 90-98 cm. Spanwijdte 175-195 cm. Maakt luide en rauwe voorwereldlijke geluiden als kraoerk. In broedtijd diverse krassende geluiden en snavelgeklepper.
Kan ook grote vissen aan
De Blauwe reiger eet vis, kikkers, salamanders maar ook weide- en watervogelpullen, mollen en muizen. In de stad ook snacks. Hij kan zijn slokdarm achter zijn halswervelkolom ‘opbergen’ en recht zijn s-vormige hals wanneer hij een vis gaat inslikken. Zo ontstaat er een soort ‘kachelpijp’ en kan hij toch nog blijven ademen. Grote vissen gaan met de kop vooruit naar binnen, zodat deze niet achter de kieuwen blijven steken. Wordt ook wel zwemmend aangetroffen in de buurt van vissende aalscholvers, die vis naar boven jagen. Meestal statische jachtmethode; wacht zonder beweging op vaste plekken op passerende prooien.
Broedt in kolonies
Al vlak na de jaarwisseling worden de eerste nesten in bezit genomen door de mannetjes. Blauwe reigers nestelen meestal hoog in bomen in de nabijheid van water. Bij voorkeur in dennenbomen vanwege de breed uitstoelende takken. Soms ook op struiken of op de grond. Gewoonlijk in kolonies, soms solitair. Het nest is een platform van takken. Soms eerste jaar zo dun, dat eieren er doorheen zichtbaar zijn. Bij herhaald jaarlijks gebruik worden nesten dikker en omvangrijker. De dominantste vogels hebben de hoogste nesten, waar ze gevrijwaard zijn van poepspetters van andere nesten. Op veel nesten proberen reigers een partner te trekken door luid en snerpend te schreeuwen, zowel overdag als ‘s nachts om overtrekkende reigers te lokken.
Nesten van de puperreiger worden met een drone geteld
De purperreiger, Ardea purpurea, is een slanke donkere reiger met dunne geknikte slangenhals. Bovenzijde blauwgrijs, onderzijde bruinbeige. Zwarte lengtestreep over kop en hals. In vlucht donkerder en kleiner dan de Blauwe reiger.
Is in Nederland schaarse, licht toenemende koloniebroedvogel met 740-855 broedparen in ontoegankelijke moerassen met overjarig riet en struweel vooral in Zuidholland bij Nieuwkoop, Ameide en Kinderdijk. Verder in de Wieden, Naardermeer en Breukelen.
In 2020 is ook met drones geteld, wat nauwkeuriger resultaten oplevert. En voor het eerst werden er 1.017 paren over 19 kolonies geteld. In vijf kolonies met meer dan 100 paar; Nieuwkoopse plassen, Kinderdijk, de Wieden en het Naardermeer. Purperreigers broeden in Nederland aan de noordrand van hun verspreidingsgebied. In de zomer zwerven individuele vogels door het hele land. Purperreigers vertrekken in de regel eind augustus, half september in de namiddag en avond en vliegen meestal in 10 dagen naar Afrika. Wachten wel eerst op gunstige rugwind alvorens te vertrekken. Overwintert in tropisch Afrika. In de binnendelta van de Niger overwinteren tienduizenden purperreigers. Het aantal broedparen in Nederland hield direct verband met de neerslaghoeveelheid in de Sahel. Maar nu de waterstanden daar de laatste jaren fluctueren rond een hoog niveau is daar geen effect meer op de Nederlandse populatie zichtbaar. Tegenwoordig steeds meer in takkennesten in struiken en bomen om predatie door vossen te voorkomen. Met rasters wordt het vossen moeilijker gemaakt nesten te bereiken.
De Kleine zilverreiger belandde vroeger vaak op dameshoedjes
De Kleine zilverreiger, Egretta garzette is een kleine, ranke, sneeuwwitte reiger met sierveer aan achterhoofd, lange zwarte snavel, zwarte poten met gele tenen. In het grootste gedeelte van het jaar is de teugel blauwgrijs, in de broedtijd roodachtig in combinatie met 2 sierveren aan achterhoofd.
Lopen vrij snel door het water en reageren pijlsnel met hun snavel als ze een prooi, visje, kikker of garnaal zien. Rent vaak met half gespreide vleugels in ondiep water achter vis aan. Men vermoedt dat de opvallende gele kleur van de tenen dient om vissen op te schrikken.
Het is de meest verspreide witte reiger van Europa, vooral in Zuid- Europa met ca. 100.000 paar. Broedvogel van zoete, ondiepe, voedselrijke door ooibos omzoomde wateren. In de winter voorkeur voor zout water. In Nederland 35-76 broedpaar, maar in aantal wisselend vanaf 30 paar, afhankelijk van minder of meer strenge winters. Is ook doortrekker en overwinteraar (300-500) in de Delta en Wadden, waar hij zich als een wadvogel gedraagt. Bij hoogwater staan ze in kleine groepjes te wachten tot het tij keert. Broedt in kolonies vaak met andere soorten op verhoogde plaatsen, in struiken en bomen meestal in de buurt van zoet water. Werd begin 20e eeuw in Zuid-Europa intensief bejaagd vanwege zijn fraaie pluimveren, die voor dameshoedjes werden gebruikt.
De Grote zilverreiger is een wintergast, die vooral op muizen jaagt
De Grote zilverreiger, Ardea alba, is een grote witte reiger met lange hoekige hals, zomers met sterk verlengde schouderveren, zwarte snavel, gele snavelbases en donkere poten en voeten. Ze lijken groter dan Blauwe reigers omdat ze vaak lopen en staan met gerekte hals. Maar ze zijn kleiner en gemiddeld 300 gram lichter. Ze jagen meer lopend dan blauwe reigers, die hun prooien vaker stilstaand vangen. Als sociale groepen aalscholvers aan het vissen zijn in plassen met ondiepe oeverzones, dan staan grote zilverreigers daar vluchtende visjes op te wachten. Daarvoor volgen ze bij het krieken van de dag al groepen vertrekkende aalscholvers.
Een vergelijkbare vorm van commensalisme passen ze ook in de winter toe tussen groepen foeragerende kolganzen. Daar vangen ze twee keer zoveel muizen als wanneer ze individueel jagen. In nazomer en najaar wordt vooral gefoerageerd in visrijke wateren. Massaal foerageren op muizen vindt vooral in de tweede helft van de winter plaats. Muizen kunnen dan wel meer dan 75% van het voedsel vormen. Gemiddeld is de helft van het aantal stoten op muizen succesvol. Een gevangen muis of mol wordt eerst kort onder water gedompeld alvorens die door te slikken. Bij ijs trekken ze naar de kust. Grote zilverreigers zijn daardoor beter bestand tegen strenge winters dan hun neef de Blauwe reiger, die ook bij strenge vorst blijft.
Uit: Vogelfamilies van Nederland van Marcel Boer, KNNV 2020. ISBN 9789050117500. Verkrijgbaar bij uw boekhandel of tijdens de wekelijkse vaarexcursies in Natuurmonument ‘Het Wormer- en Jisperveld’ met de auteur als gids. Inschrijven voor excursie bij Vogelbescherming Nederland.