Het huis is de moeder: Over onze matriarchale oorsprong
Foto boven: Het heilige Lugu- of Moedermeer, met op de achtergrond de heilige Moederberg Gemu. Als de godin van de eeuwigheid wordt zij jaarlijks met een groot festival geëerd. In deze berg is een grote grot met haar tempel.
Tekst: Ine van Staveren
Als een Mosuo-vrouw door de voorpoort haar grootfamiliehuis binnenstapt, dan roept ze: ‘Abba (grootmoeder), ik ben er weer!’ Ook al is die grootmoeder niet aanwezig. De Mosuo zien hun huis namelijk als de (groot)moeder, die de familieclan beschermt en voedt, en die hen met elkaar en met hun voorouders verbindt.
Iedere dag voeren de Mosuo-vrouwen in hun huis rituelen uit voor de voorouders, die hun grootfamilie beschermen. Deze gebruiken zijn onderdeel van een bijzondere en oeroude leefwijze, die matriarchaat genoemd wordt. Daarbij leven drie generaties vrouwen in matrilineair verband in een grootfamiliehuis en zij beheren gezamenlijk hun huis, land en bestaansmiddelen. De mannen ondersteunen deze leefvorm.
Behoud van cultuur
Als een van de bekendste etnische volken in Zuidwest-China, leven de Mosuo in de bergen en valleien rondom het weidse Lugu-meer op het Yunnan-plateau. Vooral westerse onderzoekers zijn nieuwsgierig naar hun matriarchale samenleving. Die leefwijze is tot op zekere hoogte beschermd door de Chinese overheid. In ruil moeten de Mosuo wel de vele, ook Chinese, toeristen vermaken, maar dat zet hun kwetsbare cultuur onder druk. Zodoende zet de geleerde Lamu Gatusa, van geboorte Mosuo, zich al jaren in voor behoud van hun cultuur met de Lugu Lake Mosuo Cultural Development Association (2005).
Matriarchaathistorie is een belangrijk onderdeel van onze bijzondere vrouwengeschiedenis, die wezenlijk anders is dan de algemene geschiedenis, want die is geschreven door de dominante patriarchale cultuur.
Vele archeologische vondsten in West-Azië en Europa bewijzen echter hoe belangrijk de geboorte via de moederlijn al in de nieuwe steentijd was, met een stammoeder die later vergodinnelijkte, zo stelt de Duitse wetenschappelijke grondlegster van het moderne matriarchaatsonderzoek Heide Göttner-Abendroth.
En die geschiedenis gaat nog verder terug. Uit de vele door mensen gemaakte voorwerpen, werktuigen of kunstwerken (artefacten) in de prehistorie, zowel draagbare kunst als rotskunst, blijkt dat hun vrouwelijke symboliek overtuigend in de meerderheid is en dus centraal stond in de menselijke beleving. Deze ontwikkeling vanaf 40.000 v.C. heeft de historicus Annine van de Meer systematisch en wereldwijd in beeld gebracht, als de taal van de oermoeder, welke voorafging aan de matriarchale cultuur. Daarbij laat ze zien hoe deze vrouwelijke symboliek vanaf de koper/bronstijd veranderde door de patriarchale cultuur. (The Language of Ma the Primal Mother, 2013)
Matriarchaten zijn geen omgekeerde patriarchaten, waarbij vrouwen over mannen heersen, zoals vaak gedacht wordt, maar het zijn moeder-gecentreerde samenlevingen, gebaseerd op natuurlijke moederlijke waarden zoals verzorging, voeding en vreedzaamheid.
Volgens Göttner-Abendroth voldoet deze matriarchale levenswijze aan de behoeften van man en vrouw en aan die van kinderen, ouders en grootouders. Hun liefdevolle zorg staat centraal vanaf iedere nieuwe geboorte en daarbij zijn man en vrouw en de verschillende generaties gelijkwaardig. Moederschap is zodoende een cultureel model, dat harmonieert met het oorspronkelijke menszijn. Dit in tegenstelling tot de patriarchale cultuur, die met dominantie, hiërarchie en onderdrukking de heersende macht bestendigt.
Op economisch niveau zijn matriarchaten meestal zelfvoorzienend middels tuin- of akkerbouw of (aanvullend) veeteelt en visserij. Grond en huizen zijn eigendom van de clan, maar er is in principe geen privé-eigendom of territorium. De vrouwen beheren de velden, de huizen en het voedsel en de clanmoeder waakt over een gelijkmatige verdeling.
Hun ideaal is delen met elkaar en niet de individuele verrijking. Zodoende nodigen rijkere familieclans afwisselend het hele dorp uit voor een festival en door deze economie van geven is er sprake van een levendige kringloop. Matriarchaten zijn van oorsprong economisch in evenwicht en veerkrachtig. Door globalisering is er echter, ook bij de Mosuo, veel druk op hun autonome leefstijl. Hun verdiensten zijn, omgerekend in geld, namelijk minimaal en zo komt het voor dat enkele familieleden in de stad werken.
Na de gezamenlijke aardappeloogst is er een feestelijke maaltijd.
Politieke besluitvorming ontwikkelt zich op basis van consensus ofwel eensgezindheid in een autonoom systeem, dat langs die vrouwelijke afstammingslijn is georganiseerd. Dit overleg start bij de clanraden en gaat vervolgens via dorpsraden, naar regionale en interregionale raden. Bij de laatste dienen de mannen als bemiddelaars. Centraal in dit systeem staat het huishouden met zijn liefdevolle zorg voor de grootfamilie en dus niet de overheid, zoals in onze patriarchale dominantiecultuur.
Op sociaal niveau woont de clanmoeder met haar dochters en zonen, en de kinderen van haar dochters, in een groot clanhuis of in een groep naburige huizen.
Zonen gaan alleen ’s nachts, of voor een korte periode, naar de clanhuizen van hun geliefden: het zogenaamde bezoekers- of vriendenhuwelijk. Die relatie kan een leven lang duren, maar de kinderen, die de Mosuo beschouwen als de wedergeboren voorouders, dragen enkel hun moeders clannaam. De broers, als sociale vaders, geven zorg aan die kinderen.
Daarmee is vertrouwde zorg voor de kinderen in een grootfamilie levenslang verzekerd. Dit in tegenstelling tot de patriarchale kleinfamilie, zo betoogt de politicologe Irene Tazi-Preve in haar boek Das Versagen der Kleinfamilie (Het falen van het kerngezin, 2018). In onze patriarchale samenlevingsconstructie moeten twee geliefden namelijk de gehele sociale orde dragen en als die last te veel wordt, dan heeft dat grote maatschappelijke en sociale gevolgen.
Spiritueel en cultureel wordt ook bij de Mosuo het goddelijk vrouwelijke geëerd, zoals rond de huishaard of in de natuur, want de vrouwelijke natuur waarborgt het voortleven van hun clan. Daarbij vieren de Mosuo vele festivals, die de seizoenen volgen.
Hun belangrijkste zomerfestival is voor de berg- en moedergodin Gemu. Eerst wandelen de families rond haar berg en voeren zij op een vaste plek kleine offerrituelen uit met bloemen, water en wierook. Daarna is er een gezamenlijk feest met maaltijden, dansen en soms ook met paardenraces of roeiwedstrijden.
Bij de cirkeldansen zijn de mannen net zo kleurrijk en imposant gekleed als de vrouwen.
Door hun geloof in wedergeboorte en in sjamanisme ervaren de Mosuo Moeder Aarde en het universum als eenheid. Iedere dagelijkse taak is een eerbiedige handeling en ieder huis met haard is heilig door hun verbinding met het voorouderkoninkrijk. Rituelen door een Daba (sjamaan) of, vanwege de invloed van het Tibetaanse lamaïsme, door een boeddhistische lamapriester, zijn enkel aanvulling op hun spirituele basis.
Ook de gebedsvlaggen worden gezamenlijk door Mosuo-vrouwen bedrukt.
Een bijzonder element van een matriarchale cultuur is het bevolkingsevenwicht, dat al eeuwenlang praktijk is bij bijvoorbeeld het volk van Ladakh, zoals beschreven in mijn artikel ‘Duurzame moederculturen en hun verborgen verleden’ (KvdA 2-2020).
Die stabiliteit in de bevolking draagt bij aan de balans in het milieu en in de sociale harmonie. Onrust of strijd is uiteraard veel minder aanwezig als het aantal mensen dat afhankelijk is van een vaste hoeveelheid middelen, hetzelfde blijft van generatie tot generatie. Daarom is kennis, en ook internationale bescherming, van deze matriarchale oerculturen zo belangrijk. Hun oorspronkelijke en autonome levensstijl bewijst dat we tot in eeuwigheid in harmonie met elkaar en met de aarde kunnen leven, mits het aantal mensen in evenwicht blijft met wat hun leefgebied kan opbrengen voor eigen levensonderhoud.
Die wijsheid opnieuw inzetten kan van levensbelang zijn voor een menswaardige toekomst.