Geluk zit in een klein hoekje
Tekst: Sophie Zeestraten | Beeld: Petra Hoogerbrug
Toen ik werd gevraagd om dit artikel te schrijven met het thema geluk, realiseerde ik me hoezeer ‘geluk’ voor mij in de loop der jaren een andere betekenis heeft gekregen. Hoe het is veranderd van een streven naar geluk in het ervaren van geluk, van geluksmomenten. En hoeveel fijner dat is.
Het zal ongetwijfeld ook met leeftijd te maken hebben, maar daarnaast heeft een verandering van mindset hierin zeker een belangrijke rol gespeeld. Ik ben op een gegeven moment gaan begrijpen wat mijn drijfveer was achter al dat streven en dat inzicht veranderde mijn hele leven. Ik besefte dat ik onbewust altijd in de buitenwereld had gezocht, op zoek was geweest naar iets om me van binnen beter te voelen. Alsof wat er mis was met mij, in mij, kon worden gefikst. Of dat wat in mij ontbrak kon worden opgevuld, zodat ik dan uiteindelijk oké zou zijn en gelukkig. Het buiten mezelf zoeken naar geluk, veranderde vanaf dat moment langzaam in het in mezelf vinden van geluk.
Een dreun voor een jong meisje
Ik denk inmiddels vaak: ik heb zóveel geluk in mijn leven, maar dat is zeker niet altijd zo geweest. Mijn leven had een roerig begin. Toen ik vijf jaar was, verliet mijn moeder ons gezin. Ze zou voor een week weggaan, voor persoonlijke ontwikkeling – op een retraite, zouden we tegenwoordig zeggen. Maar ze kwam na die week niet meer terug. Tot mijn tiende zag ik haar nog af en toe maar daarna werd het contact – met een knal – definitief verbroken. Mijn moeder was mijn alles, ze was er altijd en opeens van de ene op de andere dag niet meer. Een dreun in mijn jonge bestaan. Mijn vader kwam er alleen voor te staan met een fulltime baan, twee kinderen van vijf en zeven, en een huishouden te runnen. Het was geen makkelijke tijd. Ik heb weinig jeugdherinneringen, alleen maar flarden. En flarden van gevoelens, van diepe eenzaamheid, hopeloosheid en eindeloosheid, maar ook van opgewektheid, die me hielp opstijgen uit de zwaarte.
Zoeken naar iets buiten mij
Ik kan nu achteraf zien dat de gedachten die daarbij hoorden altijd begonnen met: als ik nou dit of dat ga doen (of heb) dan… (komt het goed/zal alles beter zijn/zal ik me beter voelen). En dan ging ik dat doen en voelde ik me even wat blijer dan daarvoor. Het voelde dan alsof ik weer een doel had in mijn leven, hoe klein ook. Dit hielp me mijn hele jeugd en jongvolwassenheid door en als een modelleerling doorliep ik mijn school en studie. Daarna hielp het me ook in mijn werk als advocaat, later bij de overheid en zeker ook in ons gezin dat ontstond. Het was steeds hetzelfde patroon geweest.
Het leven had me alles gegeven waar ik naartoe had ‘gewerkt’, ik had werkelijk alles om gelukkig te zijn. Maar ik was het vaak niet en begreep maar niet waarom. Ik schaamde me ook; waarom kon ik niet gewoon gelukkig zijn met alles wat ik had? Doordat dat me maar niet lukte, ging ik me nog slechter voelen over mezelf. Wat was er toch mis met mij? En waarom leek het al die andere mensen in mijn omgeving wél te lukken? Omdat ik bang was dat anderen mij ook maar raar zouden vinden, of een zeur of een aansteller (wat heb jij nou te klagen?) ging ik ook die gevoelens verbloemen en zette naar buiten toe een masker op. Pas veel later werd ik me ervan bewust dat ik dat deed en misschien wel altijd had gedaan. Ondertussen bleef ik maar zoeken naar iets buiten mij wat mij moest fiksen.
Overlevingsstrategie
Veel later in mijn leven – na het lezen van het boek De herontdekking van het ware zelf van Ingeborg Bosch – kwam ik erachter dat die beweging van ‘als ik nou maar, dan…!’ een overlevingsmechanisme was. Het had me geholpen te kunnen dealen met de verschrikkelijke gebeurtenis die zo vroeg in mijn leven had plaatsgevonden.
Die overlevingsstrategie had mijn blik naar buiten gericht, weg van de pijn, zodat ik niet hoefde te voelen hoe zeer het deed dat mijn moeder me van de ene op de andere dag had verlaten. Dat moet een afschuwelijk en allesoverweldigend gevoel zijn geweest. En natuurlijk was ik als kind gaan geloven dat er iets mis was met mij, dat ze was weggegaan. Moeders doen dat niet, dus móest het wel aan mij liggen. Ook die gedachte – denken dat er iets mis is met jezelf – is een overlevingsstrategie, leerde ik. Want dat geeft je op een bepaalde manier grip op je leven, controle. Want als er iets mis is met jou, dan kan je daar misschien nog iets aan doen (als je maar…) en alsnog krijgen wat je zo hard nodig hebt. Dat was een illusie natuurlijk, want ik kon helemaal niks veranderen aan de situatie waar ik als kind in terecht was gekomen.
Dat mechanisme was altijd bij me gebleven om me te ‘helpen’, als een trouwe dienaar. Alleen waren de omstandigheden toen ik eenmaal volwassen was uiteraard totaal anders. Ik was niet meer klein en totaal afhankelijk van mijn ouders, ik kon voor mezelf zorgen en hoefde niet meer te ‘overleven’. De strategie die me had geholpen in mijn jeugd was me later in mijn leven in de weg gaan zitten.
De pijn brengen waar die thuishoort
Er was een burn-out voor nodig om uiteindelijk echt te begrijpen dat die gedachten van ‘als ik nou maar… dan…’ me eigenlijk steeds lieten geloven dat ik alsnog zou kunnen krijgen wat ik zo hard nodig had gehad als kind. En dat is natuurlijk per definitie onmogelijk – en dus ook een illusie – want we kunnen niet terug in de tijd. En dat hoeft gelukkig ook niet, we kunnen als volwassene in onze eigen behoeften voorzien.
Die beweging weg van de pijn, die toen ik klein was levensreddend was, was mijn systeem blijven maken, maar stuurde me nu steeds de verkeerde kant op, namelijk naar buiten in plaats van naar binnen. Daar zat de pijn die ik moest brengen waar deze thuishoorde, in mijn jeugd. Tot dat moment waren die gevoelens steeds ‘geplakt’ geweest aan het hier en nu. Alsof mijn verleden zich nog steeds elke dag afspeelde in mijn heden.
Onbewust had ik mijn leven steeds waargenomen door de bril van mijn verleden. Toen ik het ‘nu’ steeds meer kon gaan zien voor wat het daadwerkelijk was, veranderde mijn leven compleet.
Weer bij elkaar
Mijn burn-out was de start van een zoektocht naar mijn jeugd, waar ik zo weinig herinneringen aan had. Dit leidde ook tot een hernieuwd contact met mijn moeder. Op enig moment vroeg ik haar of ze haar kant van het verhaal voor me op papier wilde zetten. Die vraag leidde tot een briefwisseling die uiteindelijk drie jaar duurde en waarin we meer dan honderd brieven schreven. Dat heeft ons weer bij elkaar gebracht en in 2018 zagen we elkaar weer voor het eerst.
Sindsdien is ons contact goed en dat is een groot geschenk. Over deze zoektocht schreef ik het boek Moederziel.
Ultiem geluksgevoel
Voor mij betekent geluk inmiddels: helemaal volledig en totaal oké kunnen zijn met mezelf en met wie ik ben. Ik kan nu voelen dat er niks mis is met mij en ik goed ben zoals ik ben. En natuurlijk is dat een oefening en niemand is perfect, ik ook zeker niet. Maar als ik dát ‘echt oké zijn’ diep van binnen voel, dan is dat voor mij een waar geluksmoment.
En er zijn nu zoveel dingen die me een ultiem geluksgevoel bezorgen: een veld vol prachtige wilde bloemen, een lekker taartje, de geur van de roos die naast onze voordeur staat, eindeloze gesprekken met vriendinnen, de dag die ontwaakt, een lieve app, de ochtendzon, inspiratie, mooie inzichten, een onverwachte knuffel van mijn dochters – het zit in zoveel kleine dingen…
Sophie Zeestraten, 1974, woont in Den Haag met haar gezin en heeft een eigen Therapie- en Coachingpraktijk.
Sophie schreef het boek Moederziel, dat inmiddels ook vertaald is in het Duits, en werkt op dit moment aan een vervolg.