De Weledatuin: Schatkamer van de apotheek, met als hoeder Jan Graafland
Tekst: Cisly Burcksen
“Wat we hier doen, is een brug slaan tussen mens en natuur,” zegt Jan Graafland. Als hoofd van de kruidentuin van Weleda is hij samen met zijn vierkoppige team verantwoordelijk voor een schatkamer aan natuurlijke geneeskracht. Of eerder een kraamkamer, zoals hij het zelf noemt. Dit is immers de plek waar alle planten rustig kunnen groeien en tot bloei kunnen komen.
Weleda is het meest bekend van de natuurlijke cosmetica, maar produceert ook antroposofische geneesmiddelen; op basis van planten die geteeld worden in de biodynamische Weledatuin in Zoetermeer. Een bijzondere plek, waar uit mensenwerk een klein natuurgebied is ontstaan. Jan Graafland werkt al bijna vanaf het begin in deze tuin en vertelt over het telen en verwerken van de geneeskrachtige kruiden, bloemen en planten.
Welke medicinale planten groeien er in deze tuin?
“Weleda is een groot bedrijf met vestigingen in meer dan vijftig landen. In een aantal van die landen zijn ook mooie, grote tuinen. Afgezien van de centrale productie in Duitsland, zijn al die vestigingen in verschillende landen sterk gericht op het produceren van geneesmiddelen voor de lokale markt. Van de planten die we hier kweken, maken we geneesmiddelen voor de Benelux. Dat zijn geneesmiddelen die artsen kunnen voorschrijven en zelfzorgmiddelen die zonder recept verkrijgbaar zijn, zoals bijvoorbeeld calendulazalf. Ik kan hier geen planten telen die niet inheems zijn. In Nederland vind je dus geen rozen, tijm of lavendel in de Weledatuin. De medicijnen die we maken in de apotheek die naast de tuin ligt, zijn gerelateerd aan de planten die van nature hier in de omgeving groeien. De achtergrond daarvan is dat elk land, elke streek of regio bepaalde klimatologische eigenschappen heeft, die hun invloed hebben op de mens. In iedere streek groeien juist planten die die eigenschappen kennelijk nodig hebben om te groeien; die dat juist overwinnen. Bij ons heb je bijvoorbeeld de combinatie vocht en kou, die ziekteverwekkend kan zijn. Je kunt zeggen dat de wilg, die in Nederland veel voorkomt, de kracht van het water overwint. Zo kun je de eigenschappen van de planten in relatie tot hun omgeving zien. Daar maken we gebruik van bij het maken van onze geneesmiddelen.”
Wat vind je mooi aan het werken hier?
“Veel buiten zijn en meewerken met het ritme van de seizoenen past goed bij mij. Maar ik hou net zo goed van de stad. Ik balanceer op de grens tussen mens en natuur, en wat we hier doen is juist die twee met elkaar in verbinding brengen. In de tuin van Weleda staan bijvoorbeeld ook sculpturen, om de natuur die hier is ook cultuurtrekken mee te geven en zo die verbinding te maken. Het mooie is dat we hier zelf natuur hebben gecreëerd. Het is heel dankbaar als je probeert wat teeltplantjes te kweken, en dat je dan op een gegeven moment de bomen en struiken groter ziet worden en het aantal vogelsoorten ziet toenemen. Het wordt steeds complexer en uiteindelijk heb je een klein natuurgebiedje waar van alles en nog wat in gebeurt. Het is mooi als je als mens voorwaarden kunt scheppen waardoor nieuwe dingen kunnen ontstaan.”
Op de Weledatuin wordt biologisch-dynamisch gewerkt. Kun je iets vertellen over wat dat inhoudt?
“Ik zou nu iets kunnen zeggen over de biologisch-dynamische zaaikalender, die de optimale dagen aangeeft voor het zaaien, snoeien en oogsten van verschillende planten en voor het werken met de bijen. Hoe dat werkt kun je in heel veel boekjes lezen. Maar een kalender is statisch: het ligt al voor het hele jaar vast. Dat is dus niet wat het dynamisch maakt. Het is een handig hulpmiddel om te weten waar de planeten staan, maar heb je zelf verbinding met die planeten? Hoe je die verbinding maakt is voor iedereen verschillend, maar ikzelf geef daar invulling aan door te kijken waar de dynamiek in de fenomenen zit. Dan doe je waarnemingen die tot inzicht reiken. Ik heb bijvoorbeeld leren denken vanuit een plant als proces, niet als ding. Dus erkennen dat alles om je heen procesmatig zich afspeelt, in relatie tot de omgeving. Dat is een dynamisch inzicht.”
Kun je een voorbeeld geven?
“In het voorjaar oogsten we bijvoorbeeld meidoornbloesem. Het is leuk als je die gaat oogsten en je bent tegelijk met de bijen. We hebben onze eigen honingbijen. De meidoorn bloeit maar kort en de bijen zijn heel selectief. Het is mooi als je dan door de bijen wordt bevestigd dat je het goede moment hebt gekozen. Dat is het resultaat van het ontwikkelen van een bepaalde alertheid. Van oog hebben voor het geheel.”
Hoe gaat het zaaien, oogsten en verwerken van de planten in zijn werk?
“Dat is bij elke plant anders. Je hebt eenjarige planten, tweejarige planten en je hebt meerjarige planten. Meerjarige planten hebben een langere opkweektijd. Ik moet zorgen dat ik er daar altijd een paar van heb staan, dat scheelt me een hoop werk. Eenjarige planten moet ik elk jaar opnieuw doen: in het voorjaar voorzaaien in een kweekbakje, dan verspenen naar een tray, en in een later stadium uitplanten in de volle grond. Andere planten zaaien we rechtstreeks in de volle grond met een zaaimachientje. Dat doen we bijvoorbeeld met goudsbloemen. Als je die in het voorjaar zaait, kun je in juni een prachtige oogst hebben. Een groot deel van het jaar zijn we bezig met het onderhoud van de bedden. Onkruid – eigenlijk zou je ‘bijkruid’ moeten zeggen – staan we wel toe, maar als het dreigt de teeltplant te overwoekeren halen we het weg. Bij sommige planten moet je goed opletten dat ze wel echt ontkiemen. Valeriaan bijvoorbeeld is niet zo kiemkrachtig. Je moet het al vrij vroeg zaaien, en we oogsten de wortel dan in het najaar. Eigenlijk is het een meerjarige plant, maar we hebben gemerkt dat het beter werkt als je ‘m zaait in het voorjaar en oogst in het najaar, als een eenjarige plant. Doordat hij dan nog niet gebloeid heeft, is er nog niets verloren gegaan van zijn enorm sterke wortelkwaliteit. We oogsten ‘m bij voorkeur in de namiddag. Dat moment kun je zien als de herfst van de dag: als je die naar de aarde gerichte tendens hebt, met de dalende zon. Dat is het moment dat de kracht in de wortel trekt. Wat het najaar is ten opzichte van het jaarverloop, is de namiddag ten opzichte van de dag. Alleen al het feit dat je de dag in de verhouding plaatst van het hele jaar, dus dat de ochtend de lente is, het middaguur de zomer en de namiddag de herfst, dat is ook een dynamisch aspect. Eigenlijk heel simpel. Dát is tuinieren: met een ijzeren koppigheid die simpele dingen consequent blijven doen.“
Hoe wordt een plant uit deze tuin verwerkt tot medicijn?
“Ons assortiment is ontwikkeld door artsen en apothekers. Op basis van het antroposofisch mensbeeld en kennis van ziekteprocessen kiezen zij voor de geneesmiddelen passende grondstoffen die vergelijkbare processen als het ware in een gezonde vorm in zich dragen.
De kracht van Weleda is het farmaceutische proces. Dat is de brug tussen de natuur en de mens. Een plant heeft van zichzelf een bepaalde kwaliteit. Daar kun je niets aan veranderen. Je kunt alleen zaaien, telen en hopen op een goede oogst. Het is een mensentaak om de planten zo te prepareren dat ze optimaal hun werk kunnen doen in het menselijke organisme. Dat gebeurt in onze apotheek, maar in zekere zin is een plant zelf al een vorm van het oplossen van de minerale stoffen die in de bodem zitten. Een bloem is al iets heel anders dan een wortel. Een bloem of plant is al erg doorwarmd. Warmteprocessen zijn het belangrijkste middel in het farmaceutisch proces: verwerken we iets koud, koken we het of verwerken we het op de temperatuur van het menselijk lichaam? In die zin is farmaceutische bereiding eigenlijk een soort gespecialiseerde vorm van koken. Een andere taak van de apotheker is ook het vergroten van de bewaarbaarheid. Het beste middel bij verkoudheid is verse weegbree, maar die staat maar heel even in de tuin. Als je daar het hele jaar door gebruik van wilt kunnen maken, zul je er iets aan moeten bewerken. Daarom maken we er oertincturen van. Zo kun je in de winter bijvoorbeeld nog steeds Sint-Janskruid gebruiken, omdat wij daar een olie van hebben gemaakt. Het maakt je nederig als je bedenkt dat we aan de natuur niets kunnen toevoegen. Het enige wat wij doen, is de wonderen doorgeven die al door de natuur worden geleverd.”
Antroposofische geneeskunde is ontwikkeld op basis van aanwijzingen van Rudolf Steiner (1861-1925). Het is een uitbreiding van de reguliere geneeskunde, alleen afgestudeerde artsen kunnen de opleiding volgen, en sterk gericht op bevordering van het zelfherstellend vermogen. Ziekte moet uiteraard behandeld worden, maar kan tegelijk ook een ontwikkelingskans zijn voor het individu.
De antroposofische geneeskunde gaat uit van het reguliere, reductionistische mensbeeld, aangevuld met drie andere ‘lagen’: vormkrachtenlichaam, ziel en Ik. Met dit mensbeeld kan de antroposofisch arts zich een uitgebreider beeld vormen van ziekte- en genezingsprocessen, psychosomatiek en de levensloop, en ook van de behandelmogelijkheden, zoals antroposofische geneesmiddelen, therapieën en leefstijladviezen. Artsen en andere behandelaars zijn te vinden via www.nvaz.nl.