Top

Burger van twee werelden

Tekst: Gerrie Strik | Beeld: Sander Heezen

De grote vraag is: wat doen wij hier? Waar komen we vandaan en waar zijn we naar op weg? Waar dromen wij van en wat omvat ons in onze dromen? Op uitnodiging van de Krant van de aarde ga ik op zoek naar sporen van een universele herinnering in de wereld van de kunst, de filosofie en de religie. Vandaag: burger van twee werelden.

Een van de eerste scenes van De aanslag (1982) van Harry Mulisch beschrijft een oneindige vluchtige jeugdherinnering:

‘Soms in de late schemering, als zijn moeder vergat hem binnen te roepen, verrees daar (op de opgespoten landjes achter zijn huis) een geurende stilte, die hem vervulde met verwachtingen, hij wist niet waarvan. Iets met later, als hij groot was, de dingen die dan zouden gebeuren. De roerloze aarde en de bladeren. Twee mussen die plotseling tsilpend rondscharrelden. Het leven zou zijn als zulke avonden, waarin hij vergeten werd, zo geheimzinnig en oneindig.’

Zo zou het leven zijn, zo wijds en eindeloos. De sluier tussen ons en de andere kant van de dingen – waar de wereld niet voortschrijdt maar zich inhoudt – en onstoffelijk wordt – is doorschijnender dan we denken. Kinderen kennen haar nog, voordat ze in de tijd vallen. In de tijd is er voortgang, het ‘en toen en toen’ en het onbestemde gevoel niet genoeg tijd te hebben; aan de randen van de tijd worden de dagen trager, worden verleden, heden en toekomst ten slotte één. Daar is het diepste punt van de wereld, dat de filosofen en mystici het ‘nunc stans’ hebben genoemd, het tijdloos worden van de tijd…

Het verleden

We kennen het verhaal nog wel: Op een nacht in de winter van 1945 verliest Anton zijn ouders en zijn broer. Ze worden door de Duitsers vermoord nadat de landverrader Fake Ploeg voor de deur van zijn buren wordt neergeschoten. De buurman en zijn dochter Karin slepen het lijk voor de deur van Antons huis waarna de ramp zich voltrekt. Vele jaren gaan voorbij. Naarmate Anton ouder wordt wil hij vooral weten: waarom deden zijn buren dit? Waarom legden ze het lijk voor zijn ouderlijk huis, en niet voor het huis aan de andere kant? Hij wil ‘alles weten en het voorgoed begraven, een steen erover wentelen en er nooit meer aan denken’. Niet eindeloos met het verleden bezig zijn.

Iedere crisis heeft twee dimensies, twee onthullingen. De eerste is de vraag: wie heeft de trekker overgehaald? De tweede brengt een andere onthulling mee, en gaat over iets dat er heel lang was, maar op een verborgen wijze en wacht om onthuld te worden.

Anton is helemaal in de ban geraakt door de vraag ‘wie de trekker heeft overgehaald’, hij kan zich niet meer losmaken van de oorzaken en wil de aanleiding zien als de oorzaak, en zo komt hij terecht in de nooit eindigende verhalen van oorzaak en gevolgen die aan elkaar geknoopt worden tot ze steeds verder in het verleden teruggaan.

Antwoorden

Maar als hij alles weet blijft de gruwelijke lotsgebeurtenis ongestild in hem aanwezig. Wat weet hij nu? Karin, het buurmeisje van toen, is in de epiloog een oudere vrouw, en ze reikt Anton het laatste stukje van de puzzel aan: haar vader wilde het lijk voor de deur weg hebben vanwege zijn hagedissen. Toen hij het lichaam van Ploeg zag liggen dacht hij alleen maar ‘O god, de hagedissen’. Radeloos vraagt de oudere Anton zich af ‘Was zoiets mogelijk? Kwam het door de hagedissen?’ Was het leven zo absurd? Waren de hagedissen de uiteindelijke schuldigen? Dan vraagt hij: ‘Waarom hebben jullie hem toen bij ons neergelegd en niet bij Aarts, aan de ander kant?’ Karin onthult dat er aan de andere kant joden ondergedoken zaten. De buurman was dus behalve een slecht ook een goed mens geweest! En daardoor was het lijk aan de andere kant terecht gekomen, bij hen! ‘Anton verdroeg het niet langer’. Was iedereen schuldig en onschuldig? Wat een absurditeit.

De antwoorden liggen kennelijk niet in het kennen van de feiten. Het feitelijke weten dat je daardoor verkrijgt is slechts heel kortstondig. Onmiddellijk daarna wil je nog meer weten. Er is iets dat je wilt begrijpen maar je weet dat je ‘t niet kan vatten. Het weten en toch niet weten kunnen verklaard worden door de ‘horizontale’ blikrichting, dat slechts het ‘en toen en toen’ kent. Maar iets in Anton kent ook de tweede dimensie. Weer gaan we terug naar een jeugdherinnering;

Als jongen ligt Anton graag languit in de grasbermen aan een breed kanaal in de verte te staren. Hij kijkt vanaf de oever naar de mannen die op de voorplecht van een aak een lange stok schuin in de bodem van het water zetten en zo de boot onder zich vandaan duwen. ‘Dat vond Anton altijd het mooist. Daar was iets heel raars aan de hand, maar hij sprak er met niemand over. Het was zijn geheim.’ Wat is het geheim precies?

Tijd en eeuwigheid

Als we het naar achteren lopen van de man om iets naar voren te duwen terwijl hij op dezelfde plaats blijft opvatten als een metafoor voor de herinnering, dan gaan we langzaam zien hoe het gebeuren present is in het heden (zelfde plaats), het verleden (naar achteren) en de toekomst (naar voren) tegelijk. Er is geen sprake van lineaire tijd, geen en toen en toen – alleen tijd en eeuwigheid.

Het beeld toont ons de ondeelbare tijd, waarin heden, verleden en toekomst tegelijk aanwezig zijn. Het vertelt van een tijdbesef dat niet gebonden is aan de materiele ruimte met de daarbij horende deelbare tijd. De schipper laat de tweede dimensie van het weten zien. Het geheim van de ondeelbare tijd, waar de wereld doorschijnend wordt en tijd en eeuwigheid in elkaar overgaan.

Nu zul je zeggen: ‘Ja dat is alles goed en wel maar heeft de schrijver dit werkelijk zo bedoeld? Leg je het er niet eenvoudig in en gaat het verhaal niet in werkelijkheid over de absurditeit van het bestaan? Dat het inderdaad allemaal toeval is, dat het lijk van Ploeg voor het ouderlijk huis van Anton werd versleept, vanwege een paar hagedissen?’ Dan moet je terug naar een ander beeld; weer in de eerste episode van het verhaal.  Het is een avond in de hongerwinter van 1945. Peter, de broer van Anton, heeft zojuist een ingewikkelde Griekse zin vertaald en die laten lezen aan zijn vader. Deze zegt over de zin:

‘Wat is dat nu toch prachtig (…) heb je dat opgemerkt? Wat je onthoudt zijn niet die vechtende soldaten, maar dat natuurbeeld – en dat is er nog steeds. Die veldslag is verdwenen maar die rivieren zijn er nog, die kun je nog steeds horen (…) het is alsof hij (Homerus) wil zeggen, dat het hele bestaan een vergelijking is van een ander verhaal, en dat het er om gaat dat andere verhaal te weten te komen.’

Het is de avond waarop de Duitsers zijn ouders en zijn broer zullen vermoorden. Zijn vader zegt; het geweld, de veldslag, de oorlog, dat is niet wat blijft, dat is niet waar het om gaat. De vader zegt, voor hij sterft: Wij zijn burger van twee werelden. En het gaat erom iets van de tweede wereld te weten te komen. In de wereld zijn we overgeleverd aan onszelf en aan anderen. Binnen deze omsluiting ervaren we ons bestaan als zeker. Dit gevoel van zekerheid kan echter snel een illusie blijken. De rand van de wereld loert, en op het moment dat we door het lot getroffen worden en worden buitengesloten van alles wat we als ‘waar’ hebben beschouwd, bereikt de tijd haar grenzen, en dreigen we onszelf en de anderen te verliezen. Wat is werkelijk?

Plato, Nietzsche en de Matrix

Inzicht groeit op de bodem van het onheilspellende. De wisselwerking tussen werkelijkheden, waarvan de ene veel dieper is dan de andere, is een oud motief in de westerse metafysica. Volgens Plato hebben de dingen hun waarheid niet hier waar ze slechts een schaduwbestaan leiden voor onze ontzielde zintuigen, maar daar, aan de andere kant van alle schijn, aan de buitenkant van dit verduisterde gewelf dat wij wereld noemen. Deze wereld is niet de ware. Alleen wie de wereld van de zintuigen ontstijgt, wie op de oever van een breed kanaal de voerman naar achteren ziet lopen om iets naar voren te duwen terwijl hij op dezelfde plaats blijft, vindt de grond van de dingen, de wereld van de ideeën, die vanuit de geesteswereld haar schaduw naar beneden werpt. Dat is wat de vader van Anton op de avond voor zijn dood aan zijn zonen vertelt.

Deze leer van de tweevoudige wereld, is een geesteshouding die al lang voor Plato in gang was gezet en nog lang na hem zal voortduren. De Indiase ingewijde sprak van Maya. Nietzsche noemde het christendom (‘Mijn koninkrijk is niet van deze wereld’) ‘platonisme voor het volk’. En de film de Matrix neemt het thema nogmaals op in de steeds werkelijker wordende fictie van het idee dat de gehele wereldbevolking leeft in een computersimulatie, opgezet in een tijdperk toen machines aan de macht kwamen.

De leer van de tweevoudige wereld is niet achterhaald. Je vindt haar op het punt waar de wereld een kwartslag draait, in de diepte van je innerlijke biografie, waar tijd en eeuwigheid elkaar raken. Wat is er gebeurd?

Er is niets gebeurd, een jongen ligt aan de oever van een kanaal en droomt de wereld. Dat is alles wat er is, en alles wat we ons, eenmaal oud geworden, zullen herinneren. Al het andere is voorbijgegaan.

Wat vindt u van dit artikel?

Gerrie Strik (1958) is neerlandica met als specialisatie genderstudies aan de Universiteit Utrecht (1998 afgestudeerd), en promoveerde in 2019 op het oeuvre van Hella S. Haasse. Zij publiceert essays over maatschappelijke ontwikkelingen, in o.a. Krant voor de Aarde. In 2024 richtte zij Memoma op, mensenrechtenorganisatie die opkomt voor de rechten van vrouwen een kinderen. memoma.nl