Ach, die arme weidevogels
Tekst: Frans van der Beek | Foto’s: BigStockPhoto
Wat een trieste aanblik, zo’n struikelend kievitskuiken dat wanhopig op zoek is naar een wormpje. Dat is er niet want
insecten hebben zich diep onder de uitgedroogde weidegrond verstopt. Niet veel later sterft het kuiken de hongerdood.
Of het valt ten prooi aan een steenmarter, vos of bunzing. Dag vogeltje, een zachte rust is je niet gegund.
Een kievitsjong heeft per dag ongeveer vijfduizend insecten nodig op het menu. Maar de weilanden zijn geen zompige voedingsbodem meer voor die prooidiertjes en dus voor de vogels die in mei uit het ei kropen. De noodklok voor weidevogels wordt al sinds de eeuwwisseling geluid. Verstedelijking beperkt het broedgebied. Landbouwgif en chemicaliën in veevoer fnuiken de vogelstand. Weidevogels zijn in Nederland weliswaar beschermd, maar in Frankrijk worden ze bij tienduizenden uit de lucht geschoten. De droogte van de laatste jaren heeft de ooit zo drassige weiden en de greppels tot dodenakkers voor de vogels gemaakt. Trekvogels zijn gebonden aan het landbouwgebied, maar daar wacht ze veelal geen warm welkom. Grutto’s, veldleeuweriken tureluurs, patrijzen, kemphanen, graspiepers, scholeksters, bosuilen en boerenzwaluwen kunnen zich niet voortplanten zoals ze dat gewend waren. Gelukkig zijn er nog plekken waar ze wel gedijen. In de Gelderse Arkenheempolder, op Terschelling en delen van Friesland is er nog hoop voor weidevogels. Er is een nulstandsbeleid voor vossen en zwarte kraaien worden afgeschoten. In het broedseizoen is er een rustperiode waarin op het grasland geen bewerking of beweiding is toegestaan. De Friese Vogelwachterbond heeft boeren gevraagd stukken weiland en greppels onder water te zetten om daarmee insecten te lokken.
Koeienmest
Het is niet alleen de droogte van de akkers die de vogels bedreigt. In het VARA-radioprogramma Vroege Vogels gaf ecoloog Jelmer Buijs een onthutsende verklaring voor de vogelsterfte. Hij deed onderzoek en ontdekte dat ook bij de biologische bedrijven gif in de koeienmest werd aangetroffen. Dat gif zit in krachtvoer en wordt gebruikt bij de teelt van de ingrediënten van het voor, zoals soja en graan. Bovendien krijgen koeien vaak ontwormingsmiddel en antibiotica toegediend die ook niet bepaald een positieve uitwerking hebben op het ecosysteem. In de onderzochte monsters zijn in totaal 134 (!) verschillende middelen gevonden in hoeveelheden die volgens Jelmer Buijs duizend keer (!) boven de gewenste hoeveelheden liggen, want officiële normen zijn er niet voor gif in mest. Volgens de ecoloog heeft dat een zeer negatief effect hebben op weidevogels, die voor hun kuikens afhankelijk zijn van insecten. Hoe meer gif in de koeienvlaaien, des te minder mestkevers en strontvliegen je er op en in aantreft.
Buijs: “Vaak wordt naast roofdieren ook de intensieve landbouw als algemene oorzaak genoemd van de dramatische achteruitgang van weidevogels, maar nu hebben we een concrete bron gevonden. Krachtvoerbedrijven zouden om te beginnen de hoeveelheid bestrijdingsmiddel en ander gif in hun product moeten terugdringen, anders is weidevogelbescherming dweilen met de kraan open”.
Carola’s dilemma
Of dat gaat gebeuren is nog maar de vraag want de economie trekt zich niets aan van vogelsterfte. Ook dit is weer zon’ duivels dilemma voor de minster van landbouw Carola Schouten. Enerzijds wil ze de boeren de voet niet dwars zetten door strenge maatregelen die hun toch al zo moeilijke bestaanszekerheid aantasten. Anderzijds wil ze een halt toeroepen aan de sloop van de natuur en het milieu. Een weinig benijdenswaardige positie. Toch zullen er vergaande maatregelen moeten worden getroffen om de weidevogelnesten te beschermen en er voor te zorgen dat het gekwinkeleer, gefluit en gezang van onze dierbare gevederde vrienden weer terugkeert in het sappige groen van de Nederlandse akkers.
Twee soorten weidevogels
Er wordt onderscheid gemaakt in het soort weidevogel. Daarbij maakt het niet uit of het een zangvogel of een wadvogel is, want er is geen exacte classificatie. Er is wel een verdeling tussen primair en secundair.
Tot de primaire weidevogels rekent men de steltlopers; kievit, scholekster, grutto, tureluur, wulp, kemphaan en watersnip. Velen beschouwen dit rijtje als de echte weidevogels; watersnip en kemphaan zijn echter zo zeldzaam dat ze ook in weilanden niet vaak worden aangetroffen. Enkele eendensoorten broeden eveneens overwegend op grasland: zomertaling en kuifeend. Verder voelen enkele kleine zangvogels zich zeer thuis in weilanden: veldleeuwerik, graspieper en gele kwikstaart.
Tot de secundaire weidevogels worden vogels gerekend die vaker in andere landschappen broeden dan in het weiland. Hiertoe behoren onder meer de veelvoorkomende meerkoet en wilde eend, die getalsmatig vaker in grasland te zien zijn dan enkele van de bovengenoemde steltlopers. Andere secundaire weidevogels zijn eendensoorten als slobeend, krakeend, bergeend en de zeldzame wintertaling, en bontbekplevier, kleine plevier, kluut, visdief, kwartelkoning, paapje en grauwe gors. Ook de zwarte stern is een weidevogel, hoewel die slechts zelden op het land broedt.
(Bron: Kopse Agrarische Natuurbeweging)