Bos als leerkracht
Tekst: Leila van Wetten | Beeld: Shutterstock
Je kinderen naar een bosschool brengen, waar ze spelenderwijs leren in de natuur? Het is een droom die vele ouders koesteren, maar in Nederland vooralsnog geen realiteit. Wel zijn er steeds meer BSO’s en andere organisaties die buitenprogramma's aanbieden, maar dat is niets vergeleken met de werkelijke bosscholen, die floreren in Scandinavische landen.
Even leek het einde van de bosscholen in Zweden in zicht, toen de Zweedse overheid scholen ging verplichten om ook zeer jonge kinderen met digitale middelen te laten werken – totdat uit wetenschappelijk onderzoek bleek dat dit de motoriek van die doelgroep aanzienlijk schaadt. Daarop draaide de Zweedse overheid die beslissing terug, tot opluchting van de bosscholen. Ons buurland Duitsland telt vandaag de dag 1000 bosscholen voor kleuters, waarvan de eerste 20 jaar geleden uit nood werd geboren in Oldenburg, omdat er geen andere locatie was om neer te strijken.
Verbeelding en fantasie
Uiteindelijk bleek deze noodlocatie een droomlocatie. De Sternenmoos is officieel een reguliere bosschool, maar omdat alle begeleiders op de Sternenmoos een Waldorfachtergrond hebben, kleurt het vrijeschoolgedachtegoed deze specifieke Waldkindergarten – en daarom noemen ze deze ook wel een Waldorf Waldkindergarten.
Martin Haferkamp (1983) werkte er ruim 16 jaar. Martin: “We hebben geen speelgoed. We gaan het bos in met een stukje gereedschap en misschien een touw – de kinderen vinden wat ze nodig hebben. Verbeelding en fantasie is wat hen leidt; er worden veel rollenspellen gedaan. Ze zijn in direct contact met de natuur, wat voor een rauwe, persoonlijke ervaring zorgt, het is niet door andere mensen doordacht. Er gelden andere normen voor bosscholen dan voor reguliere scholen: voor een reguliere school zijn er regels over hoe een klimrek gebouwd moet worden, terwijl een boom in de wilde natuur zich natuurlijk niet houdt aan een regel of voorschrift van mensen.”
Vertrouwen
Ouders die hun kinderen naar een bosschool brengen, weten dat die met stokken spelen, hoog in bomen klimmen, zelf vuur maken en verzorgen, want dat is onderdeel van het onderwijs. Daar is vertrouwen voor nodig, van de ouders, de begeleiders én de kinderen. Warme en degelijke kleding zijn een vereiste – want slecht weer bestaat niet, maar slechte kleding wel. Als het een periode extreem koud is wordt er op een bosschool elke dag vuur gemaakt, en als de weersomstandigheden écht bar zijn, kan de tijd die binnen gespendeerd wordt altijd worden verlengd. Door ook tijdens werkelijke kou buiten te komen, ervaren kinderen hoe het is om uit hun comfortzone te treden – en toch veilig te zijn.
Seizoenen
Aandacht voor de seizoenen is een hoofdelement van het vrijeschoolcurriculum. Buiten zingen over de winter en het vallen van de sneeuwvlokken, terwijl die op dat moment écht vallen, maakt dat je niet alleen over het onderwerp zingt, maar het ook daadwerkelijk ervaart. Martin: “In het bos is alles intenser, je kan echt niet om het veranderen van de seizoenen heen. Maar ook andere elementen uit het vrijeschoolcurriculum zijn makkelijker te realiseren met veel buitenruimte. Als ik bijvoorbeeld een poppenspel wil opvoeren, dan vind ik buiten direct een geschikt decor. De kinderen nemen plaats op stammetjes, ik verstop me achter een boom, en laat de poppen praten vanachter de takken!”
Warme thuisbasis
Vaak gehoord commentaar op buitenscholen is dat het bos te groot en te wijd zou zijn om jonge kinderen aan bloot te stellen, terwijl ze juist behoefte hebben aan een veilige cocon. Martin: “Het is zeker belangrijk om een veilige, warme thuisbasis te hebben, waar je de dag samen begint en van waaruit je samen uitwaaiert. Bij de Sternenmoos zijn twee kleine huisjes, een voor elke groep. Daar is weinig ruimte en de kinderen spenderen er dan ook lang niet zoveel tijd als in het bos. Toch zullen ze, als je hen vraagt waar de school is, wijzen naar ‘hun’ huisje. Aan het einde van een dag in het bos komen we dan ook altijd terug in dat warme hol, voor een verhaal of om te tekenen. Buiten hebben ze een bijna grenzeloze ruimte en daar kunnen ze dan ook zo wild en gek doen als ze zelf willen. Het is mooi om te zien dat, als de kinderen binnen zijn, ze zich ook extra bewust zijn van de ruimte binnen – die véél kleiner is. Er wordt dan zacht gepraat en goed naar elkaar geluisterd, want als je dat niet doet, dan heb je al snel last van elkaar. Dat leren ze, met dank aan het andere uiterste: buiten zijn in het uitgestrekte bos.”
Dit artikel staat ook in Seizoener winter 2024. Voor meer info: seizoener.nl