Hoe goed kunnen vogels zien?
Tekst: Marcel Boer | Beeld: Bigstock
Het zichtvermogen van vogels is bijzonder goed ontwikkeld. Dat is van levensbelang om snel te kunnen vliegen, voor het vinden van voedsel en het opmerken van belagers. De ogen van vogels lijken op die van mensen. De lichtgevoelige cellen waarmee het netvlies is bedekt zien eruit als staafjes en kegeltjes. Met de staafjes in het netvlies zien vogels licht en donker. Met de kegeltjes zien ze kleuren en een scherp beeld.
Het hele kleurenspectrum
Omdat vogels, evenals insecten het hele kleurenspectrum van ultraviolet tot en met rood licht kunnen zien, hebben zij een heel ander beeld van de omgeving, van soortgenoten of van andere vogels dan wij. Veel zoogdieren zien slecht of slechts zwart/wit.
Vogelogen zijn vooral gevoelig voor geel, rood, oranje en groen licht. Omdat vogels in staat zijn vijf verschillende kleuren rood te zien, kunnen ze onrijpe rode bessen onderscheiden van rijpe rode bessen. Lijsterachtigen sporen er rijpe bessen mee op. Rijpe rode bessen zijn suikerrijker.
Kleuren spelen een rol bij partnerkeuze, bij voedsel zoeken en bij navigatie tijdens de trek.
Man en vrouw spreeuw mogen er voor ons gelijk uitzien, het verenkleed van de spreeuwenman weerkaatst veel meer ultraviolet licht dan dat van de vrouw en zo zien zij een heel ander beeld dan wij.
Windturbines kunnen worden voorzien van een ultraviolet licht-reflecterende coating, waarmee veel vogelslachtoffers kunnen worden voorkomen. Niet alle vogels nemen ultraviolet licht even goed waar. Steenarenden zien meer in het violet-spectrum. Rotorbladen van windmolens dienen dan van een andere kleur coating te worden voorzien om botsingen met deze arenden te vermijden.
Dag- en nachtactieve vogels
Nachtvogels, evenals pinguïns zien vooral zwart/wit omdat kleuren zien voor hen niet functioneel is. Nachtactieve vogels hebben vooral staafjes op hun netvlies en compenseren het gemis aan scherpte met een bijzonder goed gehoor. Dagactieve vogels hebben juist veel kegeltjes. Zo heeft de ijsvogel veel rode kegeltjes omdat rood de schittering van het water wegneemt. Ze kunnen daarom goed van bovenaf in het water kijken. Vogels die onder water goed moeten zien om vis te vangen, hebben veel blauwe en groene kegeltjes. Bovendien hebben duikers en duikeenden een extra oogvlies voor bescherming onder water en meestal felrode of felgele ogen (kuifeend, zie foto links).
De felrode ogen van b.v. krooneend en Geoorde Fuut (zie foto rechts) werken als een reflectiescherm voor het netvlies, wat zorgt voor een optimale lichtopbrengst bij het jagen onder water. De Jan van Gent heeft een zwart gezichtsmasker om reflecties van de schittering op het wateroppervlak weg te nemen. Donkere oogringen en gezichtsmaskers hebben bij veel vogels vaak dezelfde taak: hinderlijke lichtreflectie tegengaan en het zicht verbeteren. Het zwarte oogmasker met wangteugels van de klapekster stelt hem in staat tegen de zon in te jagen, waarmee wordt voorkomen dat zijn schaduw een eventuele prooi zou kunnen alarmeren. Bij sommige vogelsoorten zoals bij buizerds en arenden worden de ogen bij het ouder worden steeds lichter. Bij jonge haviken is de iris geel en bij oude haviken oranje.
Het oog
De ogen van vogels zijn in relatie tot hun lichaamsomvang tweemaal groter dan bij zoogdieren. Uilen hebben de grootste ogen. Het grootste deel van de ogen ligt in de schedel en nemen wij niet waar.
De oogbol bestaat uit drie lagen; het harde hoornvlies, dat aan de voorzijde doorzichtig is, dan het vaatvlies met bloedvaten en aan de voorzijde gekleurd met de iris en als derde en binnenste het netvlies met de lichtgevoelige cellen, vooral geconcentreerd in de zogenaamde gele vlek. Daarmee wordt het scherpst gezien. Alle vogels hebben net als mensen ronde pupillen. Behalve de schaarbek, die ogen met een spleetpupil heeft. Spleetpupillen helpen laag bij de grond jagende kleine roofdieren als slangen en katten om de afstand tot hun prooi te schatten. Het scherptediepte-effect is laag bij de grond het sterkst. Schaarbekken scheren met open ondersnavel door het wateroppervlak en jagen als kortpotige landdieren.
Vogelogen hebben drie oogleden. Het onderste en bovenste, die gesloten worden om te slapen. Het derde ooglid is het ‘knipvlies’, dat vanaf de snavel over het oog wordt geknipt om het schoon en vochtig te houden. Zangvogels, eenden, valken en meeuwen kunnen slapen met één oog open. Midden in een groep voelen vogels zich veiliger en hebben ze veel minder vaak een oog open dan vogels aan de rand van de groep. In de lucht slapende gierzwaluwen slapen afwisselend met een van beide ogen open. Duiven bewegen zich knikkend over straten en pleinen. Door deze kopbeweging zien ze objecten in de voorgrond sneller dan in de verte. Elke keer dat een duif zich vooroverbuigt om iets op te pikken glijdt het knipvlies over het oog om het te beschermen tegen scherpe takjes of grassen. Dat gebeurt ook bij een roofvogel vlak voordat hij een prooi slaat en bij een duikende Jan van Gent vlak voor hij het water raakt.
Gezichtsveld
De meeste vogels hebben de ogen aan de zijkant van de schedel, waarmee ze een gezichtsveld hebben van 340 graden. De draaihals heeft zelfs een gezichtsveld van 360 graden. Zangvogels kunnen redelijk vooruit en opzij kijken, maar ze kunnen niet hun eigen snavel zien. Ze beschikken over voldoende binoculair zicht om nesten te bouwen en hun jongen te voeren. Eenden en snippen kunnen niet goed naar voren kijken, maar zien wel een panoramisch beeld boven en achterwaarts. Roofvogels en uilen (zie laplanduil hiernaast) hebben de ogen vast in de schedel en kunnen alleen voorwaarts kijken. Dat beperkte gezichtsveld compenseren ze met uiterst flexibele nek met 14 nekwervels waarmee ze hun kop snel kunnen draaien. Omdat er genoeg ruimte is tussen de nekwervels kunnen uilen hun nek flink uitrekken en hun kop ook ondersteboven keren. Door snel op en neer bewegen van de kop maar ook door voor- of achterwaarts te stappen kunnen ze scherpstellen en goed afstanden naar prooien vaststellen.
Ogen van uilen, die uitsluitend in de nacht jagen zijn donker van kleur, die van uilen die ook overdag jagen, meestal geel of oranje. De ‘s nachts jagende uilen zien geen kleuren (is overbodig), de overdag jagende uilen zien wel kleuren. Enkele vogelsoorten kunnen ook de oogbol in de kas bewegen, zoals roerdomp, koekoek en enkele kraaien. Vogelogen zijn bifocaal. Zij kunnen predators op grote afstand waarnemen, maar kunnen ook op heel korte afstand insecten en insecteneieren scherp zien. Veel nachtvogels zoals plevieren en nachtegalen hebben relatief grote en donkere ogen. Dat wijst erop dat ze ook ‘s nachts goed kunnen zien en foerageren, wat vaak veiliger is. Ogen van uilen zijn honderdmaal gevoeliger voor licht dan ogen van een dagvogel als de houtduif. Midden op de dag is het gezichtsvermogen van uil en duif ongeveer gelijk.
Waarom bewegen kleine vogels zo schokkerig tijdens het foerageren?
Dat heeft te maken met de plaats van de ogen aan de zijkant van de kop en de onbeweeglijkheid van het oog in de oogkas. Alleen wanneer een vogel zijn kop stilhoudt kan hij een panoramisch scherp beeld zien. Zodra hij beweegt b.v. om iets op te pikken wordt het beeld warrig. Om alert te zijn op predatoren en toch te kunnen foerageren, houdt hij afwisselend zijn kop heel kort stil om te kijken en beweegt hij zijn kop kort om iets op te pikken. Daarom bewegen ze zo snel en kort. Het gezichtsvermogen van roofvogels is fenomenaal. Het aantal lichtgevoelige oogcellen is achtmaal groter dan bij de mens.
Gieren en buizerds kunnen op vele kilometers afstand aas ontdekken of andere roofvogels volgen, die op weg zijn naar een voedselbron. Valken jagen op het oog, kiekendieven, haviken en sperwers daarnaast ook op gehoor. De ogen van roofvogels zijn ook boller dan van zangvogels. Het blikveld is daardoor wel kleiner, maar roofvogels zien daardoor veel scherper. Een extra ‘gele vlek’ maakt het roofvogels mogelijk nog scherper te zien en perfect afstanden te schatten. De havik heeft grote wenkbrauwen, die zijn ogen beschermen bij de achtervolgingsjacht door struiken en takken.