Het mysterie van de vogeltrek
Tekst: Marcel Boer | Beeld: Shutterstock
Vogeltrek is een van de meest wonderlijke en fascinerende natuurverschijnselen die er bestaan.
In de oudheid was het zelfs een groot mysterie. Waar bleven al die vogels in de herfst? Het was een raadsel en een bron voor tal van mythes. Sommige vogels zouden overwinteren in holle bomen, grotten of in verlaten konijnenholen. Pas in het voorjaar kwamen ze dan weer tevoorschijn.
Zwaluwen zouden massaal naar plassen en moerassen vliegen, om daar net als kikkers in de modder te kruipen voor een diepe winterslaap. Toen bekend werd dat vogels naar het warme zuiden trokken, ontstonden er nieuwe mythes als zouden kleine vogels meeliften op de brede ruggen van arenden, ooievaars en kraanvogels. Zelfs in de middeleeuwen gaven periodieke invasies van pestvogels voer aan tal van speculaties. Ze zouden onheil brengen en voorbodes zijn van brand en de alom gevreesde pest. Vogeltrek is in onze tijd van dit soort mythes ontdaan, maar wonderlijk blijft het wel.
Vogeltrek: welke vogels?
Twee miljard vogels (200 soorten) trekken elk jaar van Noord-Europa naar Zuid-Europa en Afrika. De overgrote meerderheid van de zangvogels zijn nachttrekkers, die overdag rusten en foerageren.
Arctische ganzen, eenden, meeuwen, zeekoeten, duikers, alken en steltlopers zijn uitgesproken trekvogels omdat hun broedgebieden in de winter onleefbaar worden door sneeuw, vorst en het ontbreken van daglicht. De meesten trekken met de vorstgrens mee en gaan meestal niet verder dan de Oost- of Noordzee. Een aantal eenden soorten en steltlopers (o.a. talingen, kanoeten, rosse grutto’s en franjepoten) trekken verder door tot Afrika.
De grote vogeltrekroutes
Er zijn twee grote hoofdstromen van vogeltrekroutes in Europa. Allereerst is er de grote trek zuidwaarts over een breed front richting Zuid-Europa en Afrika. De tweede grote stroom is die van subarctische gebieden van Groenland tot aan de Beringstraat zuidwest- en zuidoostwaarts naar het mildere winterklimaat rond de Oost- en Noordzee. Dat zijn vooral ganzen, eenden, sterns, meeuwen, zeekoeten, alken en een aantal steltlopersoorten. In Nederland overwinteren gemiddeld 2,5 miljoen watervogels aan de kust en in het binnenland met een maximum van 5 miljoen midden januari!
Waar overwinteren vogels?
Voor zover vogels niet rond de Noordzee in Engeland en Nederland met hun gematigde winters overwinteren, gaan ze tijdens de vogeltrek naar Frankrijk en Spanje of trekken ze door naar de Sahel in Afrika tot in Zuid-Afrika. Zomertalingen verblijven samen met grutto’s en kemphanen massaal aan de benedenloop van de Senegalrivier en de overstroomde oevers van de Niger in aantallen tot wel één miljoen vogels. Boerenzwaluwen overwinteren tot in Zuid-Afrika, sterns tot aan de Zuidpool.
De trek van Europese roofvogels naar Afrika is zowel massaal als spectaculair. De trek verloopt naar het zuiden via zee-engtes. Voor de noordwestelijke vogels via Fälsterbo in Zweden en Gibraltar. Voor de noordoostelijke vogels via Istanbul en Eilat (Israël). Er passeren daar in de beste jaren onder meer tienduizenden steppenarenden, honderdduizenden buizerds en meer dan een miljoen wespendieven. In Nederland verblijven in het winterhalfjaar circa honderd vogelsoorten waaronder veel vogels uit Noordoost-Europa. Bij midwintertellingen worden ca. 5 miljoen watervogels geteld.
Hoe ontstaat de trekdrift van vogels?
De daglengte en daglichtintensiteit en verschillende hormonen zorgen ervoor dat het vogellijf, in voorbereiding op de trek tweemaal sterk verandert. Vogels zoals tuinfluiters en kanoeten eten onderweg niet en moeten eerst een vetreserve aanleggen. Eerst wordt de vogel obees. Daarvoor worden maag, darmen, lever en nieren exorbitant groot. Dan begint de vogel te schranzen en slaat overal in zijn lijf energie op in de vorm van vet. Bij de kanoet bijvoorbeeld wordt de lever driemaal zo groot. Ook ander voedsel wordt gegeten. Zo schakelen zangertjes als tuinfluiter en zwartkop over van insecten (eiwit) naar bessen (suiker=vet). Dat vergt een aanpassing van de maagwand en het darmkanaal.
Alles wat tijdens het opvetten niet nodig is zoals geslachtsorganen, borstspier en hart wordt tot een minimumomvang gereduceerd. In een paar weken tijd wordt een slank vogeltje kogelrond en moddervet.
Na het opvetten volgt een tweede metamorfose: van voedselmachine naar vliegmachine!
Vergroting van maag, darm en lever is niet meer nodig en deze krimpen naar hun oorspronkelijke omvang of zelfs iets kleiner. De borstspier groeit uit tot bodybuilderformaat en het hemoglobinegehalte (zuurstof) van het bloed stijgt. Daarna stijgt het corticosterongehalte (hormoon) waardoor de vogel nerveus wordt en vertrekt voor een ongewisse vlucht van duizenden kilometers.
Kleine vogels redden dat niet in één keer. Per vlieguur verbruiken ze een half procent lichaamsgewicht, goed voor een paar honderd kilometer. Dan moeten ze weer opvetten.
Hoe oriënteren vogels zich?
Maar hoe weet een vogel nu waar hij naar toe moet en hoe weet hij elk jaar weer precies op dezelfde plek terug te komen? De richting waarin een vogel trekt en de afstand is aangeboren.
Intern kompas: alle vogels zijn gevoelig voor het aardmagnetisch veld waardoor ze met een intern kompas bepalen hoe ze moeten vliegen. Het kompas van een roodborst zit in zijn oog. Als er licht op een bepaald eiwit valt, valt een molecuul daar heel even uiteen in twee magnetische delen die zich langs het magnetisch veld van de aarde vleien. De Roodborst ziet het zuiden als een iets lichtere plek aan de hemel. IJzerhoudende magnetietkristallen in de bovensnavel vangen het magneetsignaal van de aarde op.
Tienduizenden kilometers non-stop
Een heen- en terugreis van de noordse stern van pool tot pool bedraagt zo’n 40.000 kilometer. Steltlopers overbruggen 4.000 km en meer in een ruk. Kanoeten uit de Siberische toendra vliegen met slechts met één opvetstop in de Waddenzee naar Nationaal park de Banc d’Arguin in Mauritanië.
De rosse grutto is kampioen met 11.000 km non-stop van Alaska naar Nieuw-Zeeland.
Uit het boek ‘Wat maakt vogels zo interessant’ van auteur Marcel Boer | KNNV 2020 | ISBN 9789050117500 | Verkrijgbaar bij uw boekhandel.